Klimaatverandering was lange tijd een onzichtbaar probleem. Inmiddels zijn de veranderingen duidelijk zichtbaar. Weersextremen, zoals hittegolven, droogte en juist ook perioden met hevige regenval komen steeds vaker voor. Deze veranderingen hebben weer invloed op de mens en de natuur. Hoe kunnen wij hier slim mee omgaan?
In Nederland wordt al sinds jaar en dag met en tegen water gewerkt. Nederlandse technieken om water buiten te houden zijn over de hele wereld welbekend. De veranderingen die ontstaan door de klimaatverandering zijn de nieuwste uitdaging.
In december 1993 en januari 1995 werden duizenden mensen geëvacueerd vanwege de extreem hoge waterstanden in de Maas, Waal, IJssel en Rijn. Vanwege langdurige en hevige regenval in het stroomgebied van deze rivieren kwamen grote hoeveelheden water richting Nederland, maar ook in Nederland zelf viel veel neerslag. Vanwege de langdurige neerslag en hoge waterstanden waren de dijken volledig verzadigd met water, waardoor deze geen stand meer konden houden tegen de hoge druk van het rivierwater. Op meerdere plaatsen braken dijken door en kwamen dorpen onder water te staan.
Na deze rampen werd het wederom duidelijk dat de gebieden direct grenzend aan de rivieren anders ingericht moesten worden. In 1987 was al een prijsvraag uitgeschreven voor een plan waarbij het gebruik en de ruimte van het rivierengebied beter geïntegreerd zouden worden. Het winnende ontwerp “Plan Ooievaar” liet zien dat door verschuiving van functies meer ruimte voor de rivier kon worden gecreëerd, zonder de belangrijke functie delfstofwinning negatief te beïnvloeden en de functie landbouw uit de gevarenzone (het overstromingsgebied) te verplaatsen.
Na de rampen werd in navolging op dit plan in 2007 een nieuw plan gelanceerd ‘Ruimte voor de Rivieren’. Dit nieuwe plan werd nog meer gericht op de in de toekomst verwachte piekafvoeren, waarbij in korte tijd grote hoeveelheden water moeten kunnen worden opgevangen.
Door de klimaatveranderingen zal met name in het voorjaar en het najaar meer neerslag vallen en ook in een kortere tijd. Daarnaast worden de zomers juist steeds warmer en droger. Om hierop in te spelen zal in korte tijd veel water weggevoerd moeten worden, maar in de hete, droge periodes juist ergens vandaan gehaald.
Verspreid over Nederland zijn (natuur)gebieden aangewezen en ingericht om water op te vangen. Dit noemen we waterretentiegebieden of waterbergingsgebieden. De belangrijkste taak van deze gebieden is water opvangen en vasthouden. Dit gaat heel goed samen met natuur(ontwikkeling). Het gaat vaak om (grote) aaneengesloten gebieden met weinig bebouwing. Deze gebieden hebben door de wateropslag wisselende waterstanden. De ene keer staat het water erg hoog en de andere keer valt het hele gebied droog. Voor gebouwen, wegen en landbouw is dat niet goed, maar daar kan de moerasnatuur juist goed mee omgaan. De twee uiterste ontwerpen zijn waterberging in polders (tijdelijke opslag) of juist moerassen en broekbossen (langdurige opslag).
Polders kunnen worden ingericht om water tijdelijk op te vangen. Hier is geen bebouwing aanwezig en er zijn weinig wegen. Ze hebben vaak een dubbele functie. Onder normale omstandigheden groeit hier gras voor vee. Op momenten van hevige neerslag kan hier in korte tijd veel water worden opgevangen. Het opvangen van water in polders gebeurt alleen in noodgevallen om bijvoorbeeld ernstige overstromingen te voorkomen. Dit wordt ook wel piekberging genoemd. Het water in deze gebieden wordt daarna zo snel mogelijk afgevoerd.
Op de locatie van de tafel is gekozen voor waterberging in een broekbos. Broekbossen staan van nature een groot deel van het jaar onder water. Het houdt tijdens natte perioden het water vast, wat dan weer in droge perioden kan worden gebruikt. Bovendien zorgen (broek)bossen ook voor verkoeling van de omgeving. In steden kan de gemiddelde temperatuur wel 5oC hoger liggen dan in de omgeving. Als je op een warme dag een wandeling maakt door een park of bos, merk je dat de temperatuur lager is.