Het in 2019 nieuw ingerichte gebied aan de oostkant van Drachten langs de Drait moet zich in de toekomst gaan ontwikkelen tot een broekbos. Voordat het zover is zullen veel veranderingen zichtbaar zijn in de samenstelling van de soorten planten en dieren die in het gebiedje voorkomen. De opeenvolging van deze veranderingen noemen we successie. Successie is de natuurlijke verandering van de soortensamenstelling in een gebied. Het bestaande ecosysteem veranderd dan langzaam in een ander ecosysteem. Over de hele wereld begint successie op kale grond of in open water. Wanneer de mens niet ingrijpt, eindigt successie, in Nederland, altijd in een bos.
Het is de bedoeling dat de successie van dit gebied zonder ingrijpen van de mens kan gaan plaatsvinden. Dit betekent dat vanuit de Gemeente Drachten en het Wetterskip Fryslân geen beheer zal worden uitgevoerd. De ontwikkeling tot een broekbos is een proces dat over tientallen tot honderden jaren kan plaatsvinden. Hoe het er uiteindelijk uit komt te zien weet dus niemand en is dan ook een interessant proces om te volgen.
Waterplanten
Het beginstadium van successie heet het pionierstadium. Zoals gezegd start dit stadium altijd op kale grond of in open water. Herkenbare voorbeelden zijn de duinen langs de westkust en de slikken langs de noordkust. Voor de successie richting een broekbos, starten we in open water met vooral drijvende waterplanten.
In het pionierstadium hebben abiotische factoren zoals wind, temperatuur en de hoeveelheid beschikbare voedingsstoffen grote invloed op de omgeving. De leefomstandigheden zijn daardoor zeer wisselend. In dit stadium vindt je dan ook soorten die hier goed op zijn aangepast (specialisten). Het aantal verschillende soorten dat je hier aantreft is in verhouding vrij klein, maar de aantallen van die soorten zijn groot.
De planten die hier leven hebben zaden die zich makkelijk kunnen verspreiden doordat ze goed kunnen drijven of juist goed kunnen vliegen, met of zonder hulp van dieren (bijv. watervogels).
In en onderwater vind je vooral dieren die ook heel goed kunnen vliegen en daardoor makkelijk een nieuwe plek kunnen vinden, zoals het zwartvoetje (duikerwants), de poelschaatsenrijder en de gewone tweevleugel (eendagsvlieg). Ook vind je er soorten die zich heel snel kunnen voortplanten en zo snel in grote aantallen kunnen voorkomen, zoals verschillende soorten dansmuggen.
Andere soorten die je hier kan verwachten vind je hier.
Oeverplanten
Doordat successie zo'n langdurig proces is, is er niet een specifiek middenstadium aan te wijzen. We bekijken hier twee stappen tussen het pionierstadium en het climaxstadium (eindstadium).
In open water gaan constant planten en dieren dood en zinken dan naar de bodem. Daar worden ze afgebroken tot hele kleine stukjes organisch materiaal dat de sliblaag vormt. Op en langs de oevers gaan langzaam andere soorten planten groeien. De planten staan met de wortels vast in de grond en houden zo het slib vast. De oeverplanten houden met hun lange stengels een deel van de wind tegen en tussen die stengels is het net iets warmer.
Door het dode plantaardige materiaal dat op de bodem van het water terecht is gekomen, kom je ook andere soorten dieren tegen. Vissen en vogels kunnen zich tussen de stengels gaan verstoppen. Tijdens het veranderen van de omstandigheden verdwijnen bepaalde soorten en komen nieuwe soorten juist in het gebied aan.
Het open water verandert hier langzaamaan in een moerasgebied. Doordat de sliblaag steeds dikker wordt, krijgt het water steeds minder plek.
Moerasplanten
Doordat de sliblaag steeds dikker wordt, komt de bodem als het ware omhoog. Dit merk je als eerste langs de oevers, doordat het water daar al minder diep was. Het wateroppervlak wordt ook langzaamaan kleiner. Langzaamaan verandert het open water in een moeras.
In het moerasgebied komen planten voor die in vochtige omstandigheden leven. Dotterbloem en gele lis zijn kenmerkende soorten van moerassen en ook vaak in de ondergroei van een elzenbroekbos nog te vinden. Na verloop van tijd zullen ook bomen in het gebied gaan groeien. De zwarte els, zachte berk en grauwe wilg zijn soorten die zich in deze omstandigheden thuisvoelen.
Doordat er steeds meer moerasplanten komen, kunnen moerasvogels ook hun plekje gaan vinden. Typische moerasvogels zijn de roerdomp en waterral, die een goede schutkleur hebben voor tussen het riet. Ook kleinere vogels die een nest bouwen in het riet, zoals rietzanger en rietgors zullen toenemen.
Andere soorten die je hier kan verwachten vind je hier.
Broekbos
Successie eindigt in het climaxstadium. In Nederland is dit altijd een bos. Op zandgronden is dit vaak naaldbos, in venen en langs rivieren zijn dit bijvoorbeeld broekbossen of ooibossen. Op deze plek verwachten we dat zich een elzenbroekbos gaat ontwikkelen.
De omstandigheden in een climaxstadium zijn veel stabieler dan in het pioniersstadium. In tegenstelling tot het pioniersstadium, zijn in een climaxstadium veel verschillende soorten aanwezig, maar in lage(re) aantallen.
Een broekbos is hierin wel wat uitzonderlijk, doordat de waterstanden in een broekbos heel erg schommelen. Hierdoor kan het in de zomer helemaal droog zijn en in de winter juist heel nat. Over het algemeen vindt je daardoor in een broekbos meer pionieersoorten terug dan in andere loofbossen.
De boomlaag bestaat voornamelijk uit zwarte elzen, want deze bomen kunnen zeer goed tegen de natte omstandigheden. In de struiklaag kunnen nog grauwe wilgen groeien, maar deze zullen na verloop van tijd ook verdwijnen.
Andere soorten die je hier kan verwachten vind je hier.