Bijen

In Nederland leven circa 360 soorten bijen, de bekendste daarvan is de honingbij. De meeste soorten bijen in Nederland zijn solitair levende bijen. Deze leven dus niet zoals wespen, hommels of honingbijen in een sociale kolonie waar alleen de koningin zich voortplant. Solitaire bijen, ook wel wilde bijen genoemd, verzamelen voedsel voor de eigen larven, bouwen een eigen nestje en planten zich allemaal voort. Met zoveel soorten kun je je wel voorstellen dat de variatie in levenswijzen dus ook groot is. De meeste soorten, zo’n 250 hebben een nest in de grond. De vrouwtjes graven gangen in zandige bodems, maar iedere familie en sommige soorten hebben weer een eigen manier van gangen graven. Zo’n 60 soorten maken gebruik van hout en stengelnesten. Deze bijen gebruiken gangen die door keverlarven gegraven zijn in dood hout of ze gebruiken holle stengels van planten. Deze laatste groep maakt ook veel gebruik van de welbekende bijenhotels. De overige soorten hebben vaak specialistische plekken waar ze nestelen, zoals bijvoorbeeld een leeg slakkenhuisje of ze bouwen een eigen cocon.

Ook voor het verzamelen van nectar zijn verschillende strategieën te vinden tussen de soorten. Sommige bijensoorten halen slechts bij één plantensoort of één plantenfamilie stuifmeel en nectar (monolectische soorten), andere soorten zijn minder kritisch en bezoeken allerlei soorten bloemen (oligolectische of polylectische soorten). De meeste soorten kunnen niet ver vliegen en moeten binnen een straal van circa 150 meter een geschikte nestplek en genoeg voedsel hebben. Soorten die een bijzondere manier van nestelen hebben en maar van één bloemsoort voedsel halen zijn dus erg kwetsbaar. We moeten dus voorzichtig met onze omgeving omgaan.

De meeste wilde bijen lijken in eerste oogopslag best veel op elkaar. Sommige soorten hebben hele opvallende kenmerken waardoor ze makkelijk te herkennen zijn, maar bij de meeste soorten moet je toch naar hele specifieke, vaak kleine, details kijken om erachter te komen om welke soort het gaat. Goede determinatie vergt dus de nodige kennis en ervaring. Hieronder vind je informatie over zes verschillende soorten bijen die hier voorkomen en in het kort iets over hun levenswijze

Rosse metselbij (Osmia bicornis)

Vliegtijd: maart - juni

Metselbijen zijn vrij kleine (8 tot 10 mm lange), sterk behaarde bijtjes met een ovaal achterlijf. Omdat deze bijen vrij klein zijn, lijkt hun kopje in verhouding heel groot. Deze soort dankt zijn naam niet aan de blauwe metaalkleur op de kop en borst van de vrouwtjes, maar aan het brons tot roodbruin gekleurde achterlijf. De mannetjes zijn glanzend blauwgroen van kleur en roodbruin behaard. Op de kop (het gezicht) en de buik zijn de mannetjes witgeel behaard. De vrouwtjes hebben donkere haren op de kop.

De rosse metselbij vind je overal waar genoeg materiaal aanwezig is om nestjes in te maken. Deze bij bouwt nestjes in holle stengels van planten, maar ook in andere holtes of in bijenhotels. Het liefst bouwt de rosse metselbij nestjes in de buurt van bloeiende planten. Daar vindt de bij namelijk voedsel voor zichzelf en voor het aanleggen van voorraden in het nest.

Ze halen stuifmeel en nectar op veel soorten bloemen en zijn veel te vinden op bloeiende fruitbomen. Ze zijn dan ook belangrijk voor de bestuiving.  Klik maar eens op het kaartje om te zien waar deze soort pas nog is gevonden.

Tweekleurige zandbij (Andrena bicolor)

Vliegtijd: maart - augustus

Er komen wel bijna 80 soorten zandbijen voor in Nederland en daardoor is de variate in uiterlijk ook heel groot, denk aan het formaat (4 tot 16 mm), de kleur van de bij en de hoeveelheid beharing. De tweekleurige zandbij is een klein bijtje (6 tot 8 mm) en zoals de naam al doet vermoeden heeft zij twee kleuren.

De haren zijn helder oranje-bruin op het borststuk, het eerste deel van het achterlijf en de achterste poten, terwijl de kop, de onderzijde en de achterlijfspunt zwart behaard zijn. De mannetjes hebben deze kleuren vaak veel minder opvallend en lijken daardoor veel zwarter.

De tweekleurige zandbij heeft twee generaties in één jaar, daardoor kun je ze bijna het hele seizoen (voorjaar en zomer) zien. De meeste tweekleurige zandbijen zie je in april of in juli, dat zijn de piek vliegtijden van de twee generaties. Zandbijen maken hun nestjes in open zandige grond, ze graven gangen waar ze de eitjes leggen. De tweekleurige zandbij kan hele lange en diepe gangen maken, tot wel één meter diep! Omdat ze het hele seizoen door vliegen hebben ze geen voorkeur voor bepaalde bloemen, maar halen ze stuifmeel en nectar van heel veel verschillende soorten bloemen. klik maar eens op de kaart, dan kan je zien waar deze soort pas nog is aangetroffen.

Blauwe metselbij (Osmia caerulescens)

Vliegtijd: april - september

Metselbijen zijn vrij kleine (8 tot 10 mm), sterk behaarde bijtjes met een ovaal achterlijf. Omdat deze bijen vrij klein zijn, lijkt hun kopje in verhouding heel groot. Een deel van deze metselbijtjes heeft een metaalachtige glans, zoals de blauwe metselbij. Deze metselbij dankt zijn naam aan de kleur van de vrouwtjes (boven). Die hebben een metaalblauw lijfje met geelgrijze haartjes. De mannetjes hebben veel meer haren dan het vrouwtje en lijken daardoor wat wollig (onder). Op het achterlijf hebben ze een aantal gele banden.

Dit bijtje maakt het nest in bestaande holletjes in muren, (dood) hout of holle stengels van planten. De blauwe metselbij bouwt het nestje in een rechte lijn. De verschillende broedkamertjes (1 tot 7 in totaal) liggen dus precies in een lijntje achter elkaar. De schotjes tussen de broedkamertjes worden gemaakt van fijngekauwde blaadjes. De ontwikkeling van deze eitjes is zo geregeld dat het dier dat het dichste bij de opening ligt als eerste volgroeid is en dus ook als eerste uitvliegt en zo ruimte maakt voor de dieren die verder naar achter liggen. Het eitje dat het verste achterin de stengel is gelegd, komt dus als laatste tevoorschijn. Het vrouwtje kan in haar leven wel 5 tot 10 van deze nestjes maken. Voor het verzamelen van stuifmeel en nectar gaat de blauwe metselbij vaak naar lipbloemen en vlinderbloemen, zoals paarse dovennetel en rolklaver.

De blauwe metselbij komt vooral voor in steden. In mooie bloemrijke tuinen is de kans groot dat je deze soort tegenkomt. Ook langs bloemrijke bosranden en op spoorwegterreinen wordt deze bij gevonden. Helaas kijken maar weinig mensen echt goed naar bijen, daardoor weten we nog niet zoveel over de verspreiding in Nederland. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar de blauwe metselbij pas nog is gezien.

Gewone geurgroefbij (Lasioglossum calceatum)

Vliegtijd: april - oktober

Geurgroefbijen zijn kleine slanke bijtjes die er een minder solitaire leefstijl op na kunnen houden dan we gewend zijn van solitaire bijen. Vrouwtjes leggen in het voorjaar eitjes waar in de zomer vrouwelijke bijtjes uitkomen die kleiner zijn en een rol als werkster vervullen. Deze werksters halen stuifmeel en nectar voor de tweede eileg waar een nieuwe generatie uit komt die zich voortplant en waarvan de vrouwtjes overwinteren voor het volgende jaar. De gewone geurgroefbij gebruikt deze manier van voortplanten, maar ook de gebruikelijke manier waarbij er geen extra eilegronde plaatsvindt waar werksters uit komen.

De gewone geurgroefbij is een klein slank bijtje (8 -10 mm) met lichte strepen op het achterlijf. De basiskleur van het achterlijf is bij de vrouwtjes zwart en kan bij de mannetjes deels rood zijn. De gewone geurgroefbij graaft een nestje in de grond van maar 10 - 20 cm diep, waar ze een cluster van 4 tot 7 cellen maken om de eitjes in te leggen. Ze bezoeken veel soorten bloemen.

De gewone geurgroefbij komt ook veel voor in steden, zoals in tuinen, bermen en parken. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar deze soort pas nog is gezien. 

Gewone sachembij (Anthophora plumipes)

Vliegtijd: maart - juni

Sachembijen zijn grote behaarde bijen die aan hommels doen denken. De mannetjes en vrouwtjes zien er vaak heel verschillend uit, waarbij de mannetjes vaak een geel of wit gezicht hebben. De gewone sachembij is de grootste sachembij in Nederland (14-16 mm), waarbij de vrouwtjes in twee kleurvormen voorkomen, een lichte vorm die geheel grijs-bruin behaard is en een vorm met donkere beharing. Mannetjes zijn overwegend bruin-geel behaard.

Deze bijen nestelen graag in muren, maar ook in steilwandjes van bijvoorbeeld rivieren of afgravingen. Ze vormen graag kolonies die soms meer dan 1000 nesten kunnen bevatten en nestelen vaak op hun eigen geboorteplaats. Sommige nestplaatsen bestaan al 50 jaar. Het nestje kan meerdere vertakkingen bevatten waar het vrouwtje haar eitjes in legt. Ze kan in haar leven 3 tot 8 nestjes maken. De gewone sachembij bezoekt allerlei bloemen voor het verzamelen van stuifmeel en nectar, zoals hondsdraf, smeerwortel en longkruid.

De gewone sachembij komt algemeen voor in Nederland en is de meest algemene van de familie sachembijen. Ze kunnen in tal van verschillende soorten landschappen voorkomen. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar deze soort pas nog is gezien.

Vosje (Andrena fulva)

Vliegtijd: maart - juni

Er komen wel bijna 80 soorten zandbijen voor in Nederland. Er is veel variatie tussen de verschillende zandbijen, denk aan het formaat (4 tot 16 mm), de kleur van de bij en de hoeveelheid beharing. Het vosje is een grote bij (10-14 mm), waarbij het vrouwtje de meest eenvoudig te herkennen bijensoort van Nederland is. Het borststuk en achterlijf van het vrouwtje is dicht roodbruin behaard. Dit steekt scherp af tegen de zwart behaarde onderkant en kop. Het mannetje is minder opvallend gekleurd en lijkt wat meer op andere soorten.

Het vosje graaft net als alle andere zandbijen een nestgang op kale stukken zandgrond. De hoofdgang kan tot wel 55 cm diep gegraven worden. Aan het eind van deze hoofdgang worden zijgangen gemaakt die eindigen in een broedcel waar het eitje gelegd wordt. Het vosje haalt nectar en stuifmeel op verschillende vroegbloeiende bloemen. Ook zijn ze vaak te vinden op verschillende soorten bessenstruiken.

Het vosje is een cultuurvolger en komt veel voor in tuinen, plantsoenen en parken. Ook langs bloemrijke bosranden en op spoorwegterreinen wordt deze bij gevonden. Het vosje komt algemeen voor in Nederland. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar deze soort pas nog is gezien.