Struweel

Struweel is eigenlijk een rand van houtige struiken van 1 tot 5 m hoog. Het vormt vaak de overgang naar het achterliggende bos, maar soms staat het struweel op zichzelf als een soort lijn in het landschap, een singel of houtwal, of als een soort eilandje in het open veld. Bij een bosrand bestaat het struweel vaak uit twee lagen: zoom en mantel. De zoom is de overgang van grasland naar de mantel en bevat lage struiken. De mantel is de overgang van de zoom naar het bos en bestaat uit hoge struiken en kleine bomen.

Struweel is erg belangrijk voor allerlei diersoorten, doordat het vaak erg afwisselend is. Zo biedt het aan heel veel diersoorten voedsel. Alle verschillende soorten struiken en bomen die in het struweel staan te bloeien bieden nectar en stuifmeel voor honderden insectensoorten. De bessen en andere vruchten die in de loop van het jaar aan de struiken komen dienen als voedsel voor allerlei soorten vogels en zoogdieren. Daarnaast geeft struweel veel mogelijkheden voor schuil-, woon,- en nestgelegenheid voor allerlei dieren door de dichte structuur. Het struweel kan voor veel dieren eveneens dienen als ruimtelijke structuur om langs te navigeren/migreren. Kleinere diersoorten, bijvoorbeeld: muizen, amfibieën of vleermuizen, maken hier veelvuldig gebruik van, mede door de beschutting die dit struweel biedt. 

Hieronder vind je informatie over verschillende soorten die je in en bij struweel kan vinden.

Meidoorn (Crateagus sp.)

Bloeiperiode: mei - juni

Van de meidoorn vinden we in Nederland twee soorten: de eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) en de tweestijlige meidoorn (Crataegus laevigata). De eenstijlige meidoorn kom je het vaakst tegen. De meidoorn is een soort uit de rozenfamilie. De meidoorn begint, zoals de naam al doet vermoeden, te bloeien in mei. Hierbij zie je de witte bloemetjes in groepjes bij elkaar staan. Als je de bloemetjes ziet, kan je je voorstellen dat de meidoorn familie is van de rozen. Het lijken wel miniroosjes, die meidoornbloempjes. Aan de takken zitten hele scherpe stekels, doornen. Vanaf september zitten er rode bessen in de meidoorn waar vogels erg gek op zijn. Vooral vogels uit de lijsterfamilie eten graag van deze bessen, zoals de merel, de kramsvogel en de koperwiek.

De eenstijlige meidoorn vind je door heel Nederland bij bosranden, op open plekken in loofbossen, maar ook langs de duinen en in heggen. De tweestijlige meidoorn is veel zeldzamer en vind je voornamelijk in het oosten van Nederland. Klik op het kaartje om te ontdekken waar de eenstijlige meidoorn nu groeit.

Vroeger werden meidoornstruiken vanwege hun doornen veel gebruikt in hagen als afscheiding voor het vee. De meidoorn is een soort natuurlijk prikkeldraad, die op steeds meer plekken vervangen werd door prikkeldraad sinds deze is uitgevonden. Prikkeldraad vergt veel minder onderhoud dan een meidoornhaag, maar een meidoornhaag is juist erg belangrijk voor de biodiversiteit vanwege de bloei, de bessen en de beschutting die de struiken bieden voor allerlei diersoorten.

Atalanta (Vanessa atalanta)

Vliegtijd: juni - oktober

De atalanta is een grote zwarte vlinder met een oranjerode band over de vleugels en witte stippen op de vleugelpunt. Met opengevouwen vleugels is de atalanta meer dan 6cm breed.

Deze vlinder is een trekvlinder, vanuit Zuid-Europa trekken de vlinders ieder voorjaar naar het noorden. Hier aangekomen legt ze haar eitjes op de bovenkant van de bladeren van de grote brandnetel. Ze legt één eitje per keer. De rups die uit het ei komt maakt een kokertje van het blad van de brandnetel, in dit kokertje verschuilt de rups zich overdag om dan ’s nachts eruit te kruipen om van de brandnetel te eten. Na elke vervelling maakt de rups een groter kokertje. Na de verpopping vliegt de nieuwe vlinder in het najaar weer naar Zuid-Europa.

De atalanta komt in heel Nederland voor. Je kan deze vlinder in veel verschillende gebieden tegenkomen, zoals tuinen, bosranden en graslanden. Klik op het kaartje om te zien waar deze soort pas nog is ontdekt.

Roodborst (Erithacus rubecula)

Broedperiode: april - juli

Dit vogeltje kan je het hele jaar door in Nederland vinden. De vogels die je in de zomer ziet zijn andere vogels dan de roodborstjes die in de winter in Nederland zijn. Het roodborstje leeft in Nederland vooral in parken en tuinen. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog zijn gezien.

Het roodborstje is natuurlijk te herkennen aan de mooie rode borst. Het mannetje en het vrouwtje zien er hetzelfde uit. Het mannetje zingt het hele jaar door om andere mannetjes te laten weten dat dit zijn plekje is. Meestal zingen bij vogels alleen de mannetjes, maar het vrouwtje van het roodborstje zingt ook, vooral in de herfst. Als je het geluid van het roodborstje wilt horen, kan je op het plaatje met de zingende vogel klikken.

Het vrouwtje van de roodborstjes heeft in de zomer 2 keer een nestje met 5 tot 7 eieren. Het nest wordt meestal gebouwd in een boomholte. Het roodborstje zit 2 weken op de eieren te broeden, voordat de kuikens uit het ei kruipen. Na nog eens 2 weken zijn de jongen groot genoeg om het nest te verlaten. Ze worden dan nog wel een tijdje gevoerd door de ouders.

Fitis (Phylloscopus trochilus)

Broedperiode: mei - juli

Deze vogels komen in de zomer naar Nederland om te broeden en vliegen in de herfst weer terug naar Centraal-Afrika om te overwinteren. In Nederland komt de fitis voor in open bossen, parken en tuinen. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar deze soort pas nog is gevonden.

De fitis is een grijsbruine vogel met bruinroze poten en een lichte oogstreep. De kleur van het mannetje en het vrouwtje verschilt niet van elkaar. Bij de fitis zingt alleen het mannetje. Op die manier kan hij een vrouwtje versieren en andere mannetjes laten weten dat dit zijn plekje is. De fitis lijkt heel erg op de tjiftjaf, maar ze hebben allebei een hele andere zang waardoor je ze als ze zingen goed uit elkaar kunt houden. Als je geluid van de fitis wilt horen, kan je op het plaatje van de zingende vogel klikken.

In het broedseizoen bouwt de fitis een nestje op de grond tussen hoog gras. Het vrouwtje legt meestal 2 keer in het seizoen 6 tot 7 eieren. Het vrouwtje zit ongeveer 2 weken te broeden, waarna de kuikens uit het ei kruipen. Na nog eens 2 weken zijn de jongen groot genoeg om het nest te verlaten. Ze worden dan nog wel een poosje gevoerd door de ouders.

Winterkoning (Troglodytes troglodytes)

Broedperiode: april - augustus

Dit vogeltje kan je het hele jaar door in Nederland vinden. Ze leven in Nederland in bossen, parken, tuinen en struwelen. Klik maar eens op de kaart om te bekijken waar ze pas nog zijn gezien.

Het winterkoninkje is een van de kleinste vogeltjes in Nederland. Hij is helemaal bruin en heeft een heel klein staartje dat rechtop staat. Het mannetje en het vrouwtje zien er hetzelfde uit. Het mannetje zingt het hele jaar door om andere mannetjes te laten weten dat dit zijn plekje is. In het voorjaar zingt hij om een vrouwtje te vinden. Ondanks dat het zo'n klein vogeltje is, kan hij heel hard zingen. Als je het geluid van het winterkoninkje wilt horen, kan je op het plaatje met de zingende vogel klikken.

Het mannetje bouwt in het voorjaar verschillende nesten, waaruit het vrouwtje kan kiezen. Het vrouwtje heeft in de zomer 2 keer een nestje met 5 tot 7 eieren. Zij zit 2 tot 3 weken op de eieren te broeden, voordat de kuikens uit het ei kruipen. Na 2 tot 3 weken zijn de jongen groot genoeg om het nest te verlaten. Ze worden dan nog wel een tijdje gevoerd door de ouders.

Egel (Erinaceus europaeus)

Periode actief: april tot november

Iedereen weet wel hoe een egel eruit ziet en je zou hem ook niet met een ander zoogdier in Nederland verwarren. Het bruinachtige, stekelige, bolronde beestje met puntige snuit dat vooral in het donker rondscharrelt op zoek naar voedsel. De stekels die het hele lichaam van de egel aan de boven- en zijkant bedekken worden bij gevaar uitgezet en de egel rolt zich op als een bolletje om zijn hoofd en buikzijde te beschermen.

De egel is nachtactief en zijn dan op zoek naar voedsel. Ze zijn grotendeels carnivoor (vleeseters) en eten van allerlei kleinere diersoorten, bijvoorbeeld slakken, wormen, insecten, kleine zoogdieren of eieren. Soms eet een egel ook vruchten, bessen of paddenstoelen. Overdag slapen egels op beschutte plekken of in nesten van blad en mos die vaak lastig te vinden zijn. In de winter (november/december) gaan egels in winterslaap tot het nieuwe voorjaar (april/mei). 

Het vrouwtje krijg tussen juni en oktober gemiddeld vijf jongen (2-10). Deze jongen krijgen een paar uur na de geboorte hun eerste stekels, deze zijn wit. In enkele weken worden deze stekels vervangen door een tweede en derde generatie stekels.

De egel komt voor in alle soorten landschappen, ze houden van plekken waar genoeg groen-  en schuilplaatsen aanwezig zijn en waar voldoende voedsel is. Je kan ze vinden in tuinen, parken, struweel, bosranden en loofbos. Klik maar eens op het kaartje om te ontdekken waar de egel pas nog is gezien.