Struweel is eigenlijk een rand van struiken van 1 tot 5 m hoog. Het vormt vaak de overgang naar het achterliggende bos, maar soms staat het struweel op zichzelf als een soort lijn in het landschap: een singel of houtwal, of als een soort eilandje in het open veld. Bij een bosrand wordt het struweel vaak een mantel genoemd. In het struweel kom je veel planten tegen die groter zijn dan de kruiden en kleiner dan de echte bomen. Het zijn voornamelijk houtige struiken die je er tegenkomt. Deze planten trekken ook weer bijzondere insecten aan.
Zweefvliegen zijn een familie van insecten die horen bij de orde van de vliegen en muggen, de tweevleugeligen. In Nederland kennen we ruim 360 soorten zweefvliegen. De meeste zweefvliegen worden niet grote dan 1 of 2 cm. Zweefvliegen lijken soms erg op wespen, bijen of hommels, maar zweefvliegen steken of bijten niet. Het is slim van zweefvliegen om te lijken op de gevaarlijkere wespen, bijen of hommels, want zo zijn de veiliger voor aanvallen door belagers. Een belangrijk verschil tussen zweefvliegen en insecten zoals wespen, bijen of hommels is dat zweefvliegen maar twee vleugels hebben en die andere insecten er vier hebben. Bovendien herken je ze ook gemakkelijk aan hun vlieggedrag. Zoals de naam al doet vermoeden zijn ze heel goed in zweven.
Hieronder vind je informatie over verschillende soorten planten en zweefvliegen die je in en bij een struweel kan vinden.